Mevrouw Yvonne Uyttendaele

Photo 475373
Woonachtig te Lede (9340)
Geboren te Serskamp (9260) op vrijdag 25 maart 1921
Overleden te Gijzegem (9308) op donderdag 8 februari 2018 op 96 jarige leeftijd
Weduwe van Mijnheer Alfred Bogaert

Herdenkingsruimte « rouwbetuiging » 

Deze rouwbeklagruimte werd aangemaakt de zaterdag 10 februari 2018.

De eerbetonen

3 eerbetoon (1 privé)  
Eerbetoon 

Lieve mensen,

Mijn moeder was voor mij een eenvoudige vrouw en tegelijkertijd een grote madame.
De liefde van mijn ouders voor elkaar, dat was een mooi voorbeeld.
En 10 kinderen, een groot gezin.
Met nooit aflatende zorg bestierde ze alles.
Ze was fier op haar kroost en deed haar uiterste best om alles in goede banen te leiden.
Voor zichzelf had ze niets nodig.
Alles werd gespaard voor de kinderen.
En ze was heel vrijgevig, dat weten we maar al te goed.
Vrede bewaren, daar was ze goed in.
Ik leerde van haar geduld te hebben met mensen.
Mensen te laten zijn wie ze zijn.
En wat was ze toch smaakvol en kunstzinnig.
Haar creativiteit was grenzeloos.
Ze genoot zoveel van tuinieren.
En bloemen, die had ze het liefste.
Met haar gezond boerenverstand stond ze met beide benen stevig op de grond.
Zij was een sterke vrouw.
Haar kracht leeft ook in ons.
Dankjewel moemoe voor de bijzondere vrouw die je was.
En zoals een kleinkind het zo prachtig verwoordde:
'Er is een mooie ster bij aan de hemel.'

OMDAT ER LIEFDE IS
BESTAAT ER GEEN VOORBIJ
IN ALLE EEUWIGHEID BEN JIJ.

Ingrid Bogaert- 16/02/2018

Eerbetoon 


96 jaar was ze, en tot voor kort onderhield ze haar tuin helemaal zelf. Niet helemaal.
Voor de grote snoeiwerken kwam haar zoon langs. 73 is hij. Een familie met groene
vingers. Al haar tien kinderen zijn tuiniers, er zit zelfs een orchideeënkweker bij. Met
pensioen, ondertussen, maar toch. Haar tuin is niet groot, een stadstuintje tussen
hoge muren, maar van het resultaat val je achterover. Met liefde voor planten en eindeloos
veel geduld en precisie kwam hij tot stand. Dat voel je, aan elk plekje groen.
Meer dan 60 jaar tuinierde ze hier al, maar er is niets ouderwets aan haar tuin. De rotspartij
van weleer verving ze door vaste planten en struikjes, en af en toe brachten haar
kinderen wat nieuwigheden mee. Het liefst speciale eenjarigen. De palmboom tegen het
terras is 40 jaar oud. Dat wist ze precies, want het boompje komt uit een bloemenschaal die
haar zoon voor zijn huwelijk kreeg, 10 centimeter groot was het toen, nu een boom van 5
meter. Met prachtige varens eronder, je waant je in de jungle. Planten kopen, deed ze
zelden; ruilen en her en der stekjes bedelen, des te meer. Op reis gaan was een plantenjacht.
Exotische planten en vetplanten uit Tenerife, rotsplanten en rododendrons uit Zwitserland
en Oostenrijk. Liefdevol opgekweekt, om er dan met zorg een plekje in de tuin voor te
vinden. En elke lente weer een serre vol zaailingen, in prachtige terracotta zaaiteilen. Een
grote kartonnen doos vol zaden, minutieus gerangschikt, in oude botervlootjes. Latijnse
namen gebruikte ze niet. Nederlands was goed genoeg. Schoenlappersplant, ezelsoor,
judaspenning, stinkertjes. Maar van elk wist ze precies hoe je ze moest verzorgen, waar je
ze moest planten, wanneer ze bloeien. Op plantengebied maakte je haar niets wijs. Ik
bezocht haar in het rusthuis. Sinds een paar maanden wou haar lichaam niet meer mee.
Vanuit haar kamer keek ze op een pracht van een treurbeuk. Een majestueus stuk
geschiedenis, net als zijzelf. Ik vroeg haar welke bloemen ze het liefste zag. ’Allemaal.’ Ze
wou geen keuzes maken. Toch oogde haar tuin op en top harmonieus. Geen combinatie is
lukraak. De perfecte match tussen sier- en moestuin: kruiden tussen de bloemen, en
groenten in de buxusperkjes. Geen onkruidje te bespeuren. En de hele zomer door verse
salades, nu enkel nog een bevroren courgette. Die zijn haar kinderen vergeten te oogsten.
Haar zou het nooit overkomen zijn. Dat ze haar druiven niet meer goed kon verzorgen, de
laatste jaren, dat steekte. De trossen waren niet gekrent, ze kon nog moeilijk boven haar
hoofd reiken, en het fijne schaartje was te fijn geworden, voor haar versleten handen. Geen
mens die weet hoeveel aarde er niet door haar vingers is gegaan. Of compost, de
allerbeste, zelfgemaakte, uiteraard. Alleen de fijne, gezeefde, was goed genoeg voor haar
planten. Geen sproeistoffen in haar tuin, maar gier van brandnetels en rabarberbladeren.
’Het stinkt, maar heel goed ding.’ Ik zei haar dat je nu flessen brandnetelgier in het
tuincentrum kunt kopen. Dat vond ze grappig, ze lachte, en ze weende een beetje. Ze miste
haar tuin. Niet haar huis, maar haar plantjes. Ze wou weten hoe de terrasplanten het in hun
winterverblijf deden. Of iemand ze wel water gaf. Of ze genoeg licht hadden. Of de
druivelaars in de serre okee waren, de trots van haar man zaliger. Het huis wordt verkocht,
en de tuin zal met quasi zekerheid verdwijnen. Er worden nog snel veel foto’s genomen, als
herinnering. Straks doen de kinderen een laatste ronde in de tuin. Nemen scheutjes
planten mee, wat zaden uit de botervlootjes. En de tuinkalender van Marjolein Bastin. Die
heeft ze nu niet meer nodig.

© groenjournaliste - Laurence Machiels

Laurence- 12/02/2018